Utiliteitsbouw na 2030: geen label A, wel ‘zero emission’

Utiliteitsbouw na 2030: geen label A, wel ‘zero emission’

Er verschenen de laatste tijd berichten waarin sprake is van een label A-verplichting voor utiliteitsbouw vanaf 2030, maar dat klopt niet. Wat moet er in 2030 wél gerealiseerd zijn?

De duurzaamheidslat voor gebouwen wordt opnieuw hoger gelegd, als de EU binnen zeer afzienbare tijd de herziene Energy Performance of Buildings Directive publiceert (EPBD IV). Duurzaam Gebouwd vroeg Selina Roskam, coördinerend beleidsmedewerker Energietransitie Utiliteitsbouw en Chris Tolsma, Senior Beleidsmedewerker Energietransitie bij het ministerie van BZK, waar de sector rekening mee moet houden. 

In de komende twee jaar (2025/2026) wordt de nieuwe EPBD IV naar Nederlandse wetgeving vertaald. In deze Europese richtlijn wordt een nieuw begrip geïntroduceerd: nieuwe gebouwen moeten vanaf 2030 zogeheten zero emission buildings zijn, kortweg ZEB of in het Nederlands emissievrije gebouwen. Dat is niet alleen strenger dan het huidige begrip BENG (bijna energieneutrale gebouwen), of in het Engels NZEB (Nearly Zero Energy Building); het definieert ook preciezer waar het om te doen is: gebouwen mogen geen energie meer gebruiken die tot CO2-emissie leidt, in welke vorm dan ook.

De introductie van deze nieuwe ZEB-norm doorkruist echter enigszins de afspraken die gemaakt zijn in het in het Klimaatakkoord uit 2019, namelijk om toe te werken naar een zogeheten eindnorm utiliteitsbouw. Selina Roskam van BZK: “In feite waren we nog bezig met het bepalen van de exacte berekeningsmethodiek van die eindnorm, toen de eerste drafts van EPBD IV al verspreid werden. Besloten is toen om de eindnorm niet in wetgeving om te zetten, omdat we dat dan over drie jaar weer opnieuw moeten doen bij de verplichte vertaling van de nieuwe richtlijn. Omdat er echter al heel veel voorwerk gedaan was, hebben we dat gebruikt om de zogeheten Renovatiestandaard vast te stellen. De Renovatiestandaard is het meest kostenoptimale niveau om te verduurzamen en is daarmee ons dringende advies om desinvesteringen te voorkomen. Een advies dus niet verplichtend, maar als je er bij een renovatie gebruik van maakt ben je als gebouweigenaar wél optimaal voorbereid op de ZEB-norm voor de bestaande bouw uit EPBD IV. Renoveren op basis van de Renovatiestandaard levert je namelijk een gebouw op dat al behoorlijk dicht bij de ZEB-norm in de buurt komt. Waarschijnlijk zullen we de Renovatiestandaard nog wel iets moeten aanscherpen, met name om de uitstoot van CO2 door fossiele energie, zoals aardgas, tot nul te reduceren. Maar opnieuw ingrijpend moeten renoveren na 2030 om te voldoen aan EPBD IV kun je als gebouweigenaar op deze manier echt voorkomen.”


De Renovatiestandaard

De Renovatiestandaard is een vrijwillige richtlijn voor de energieprestatie van utiliteitsgebouwen (kantoren, winkels, recreatie- en sportgebouwen, horeca, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, gevangenissen). Hij is bedoeld om gebouweigenaren nu al houvast te geven voordat de eindnormen uit de EPBD IV na 2030 verplicht worden. Een gebouw dat aan de Renovatiestandaard voldoet is energiezuinig genoeg tot 2050. Daarom staat het sinds kort ook op het Energielabel van utiliteitsgebouwen. Volgens Roskam is renoveren volgens de Renovatiestandaard ook aantrekkelijk omdat deze ook in toenemende mate de basis vormt voor andere beleidsinstrumenten. Zo kunnen eigenaren van maatschappelijk vastgoed meer DUMAVA-subsidie aanvragen als ze de Renovatiestandaard hanteren, is er sprake van een hogere Energie Investeringsafstrek en kan er gemakkelijker financiering worden gevonden in het kader van de Regeling groenprojecten. Last but not least voldoen eigenaren die renoveren op basis van de Renovatiestandaard automatisch aan de Informatieplicht energiebesparing met betrekking tot het gebouwdeel.


Energielabels

Selina maakt ook direct duidelijk dat EPBD IV niet alleen kijkt naar nieuwe gebouwen, maar ook naar de bestaande voorraad. De stip op de horizon is dat in 2050 ook de bestaande bouw qua energieprestaties op nieuwbouwniveau moet komen”, zegt ze. “Dus de hele voorraad moet in 2050 ZEB zijn.” Kort samengevat is er dus sprake van een tweetrapsraket: tot 2030 kunnen gebouweigenaren nog vrijwillig verduurzamen en als een gebouw na verbouwing aan de Renovatiestandaard voldoet, voldoet het ook (grotendeels) aan de eisen van de nieuwe EPBD. Als die eenmaal van kracht is gaat na 2030 de tweede fase in en wordt ‘zero emission’ de nieuwe verplichte eindnorm waaraan in 2050 alle utiliteitsgebouwen moeten voldoen.

Met de komst van EPBD IV gaat er ook nog iets anders wijzigen, en dat is de energielabel-systematiek. Die blijft, zegt Chris Tolsma van BZK, grotendeels behouden, inclusief de indeling naar gebruiksfunctie(s). “Maar de Nederlandse systematiek moet enigszins aangepast worden op het Europese systeem. Zo willen we werken aan de introduceren van energielabel A0 in 2026 om het ZEB-niveau te definiëren, en wellicht gaan we A0 ook gebruiken voor de Renovatiestandaard. Of en hoe we de energielabelsystematiek verder gaan harmoniseren, weten we nog niet helemaal. We staan daarin niet alleen: veel lidstaten gebruiken ‘eigen’ systematieken en willen daar om uiteenlopende redenen niet zomaar vanaf stappen.”

Vooral het systeem van de ‘plusjes’ achter het A-label is Brussel een doorn in het oog. “Dit is uitlegbaar”, onderbouwt Chris. “Het is ontstaan doordat in iedere nieuwe versie van het Bouwbesluit de nieuwbouweisen weer iets werden aangescherpt, waardoor we op zeker moment boven label A uitkwamen. De EU-Taxonomy hanteert een Europese A voor de 15% best presterende gebouwen, gemeten naar kilowattuur verbruik per vierkante meter per jaar. Dat moeten we nog naar de Nederlandse situatie vertalen.”

Op de vraag of dit wellicht mede verklaart waarom er de laatste tijd verschillende berichten zijn verschenen waarin sprake is van een label-A verplichting voor utiliteitsbouw vanaf 2030, antwoordt Chris: “Ruim tien jaar geleden, in de aanloop naar het Energieakkoord uit 2013, waaruit de label C-verplichting voor kantoren voortvloeit, is korte tijd gesproken over een energielabel A-verplichting voor utiliteitsbouw vanaf 2030. Dat voornemen is echter nooit geëffectueerd en ook later, in 2019, niet opgenomen in het Klimaatakkoord. Toch is die label A-verplichting altijd een beetje in de markt rond blijven zingen. Enerzijds omdat de perceptie is dat de eisen sowieso steeds strenger worden, en dan voelt het logisch dat je op zeker moment naar een A-label moet. Anderzijds omdat dat binnen de systematiek van de EU-Taxonomie een A-label betekent dat er sprake is van een duurzame economische activiteit - al is dit dan wel een Europees A-label en geen Nederlands A-label. Groene financiers en beleggers vragen er dus om bij het verstrekken van hypotheek of het financieren van een renovatie, en dat houdt mede het beeld in stand dat een A-label de toekomstige norm is. Al is het op zichzelf een goede ontwikkeling dat veel eigenaren hun vastgoed verduurzamen naar label A, is het nóg beter er bewust voor te kiezen direct naar de Renovatiestandaard te gaan en dus naar het toekomstige ZEB-niveau.”

Van het gas af

Blijft over de toekomstige verplichting om gebouwen volledig aardgasvrij te maken voor 2050. Selina: “Dat is een harde voorwaarde om van een ZEB te kunnen spreken, dus ons advies is om daar nu al over na te gaan denken. Renoveren volgens de Renovatiestandaard staat nu nog een beperkt gebruik van aardgas toe. Dat is iets dat op termijn ook gaat verdwijnen - alle energie, gebouwgebonden én in het productieproces moet straks fossielvrij zijn als je gebouw in een aardgasvrije wijk staat. Dat ‘straks’ is overigens aan de gemeenten als de Wgiw wordt aangenomen: zij bepalen dan namelijk op welk moment wijken, kantoorparken en bedrijfsterreinen aardgasvrij gemaakt gaan worden. Ons advies aan vastgoedeigenaren: blijf daarover in gesprek met de gemeente, en participeer in het proces zodat je niet door de ontwikkelingen overvallen wordt. Ik zou zeggen: begin op tijd met het plannen van renovatiewerkzaamheden en neem de Renovatiestandaard én het aardgasvrij maken daarin mee. Dan kun je zo veel mogelijk op natuurlijke vervangingsmomenten doen en bespaar je op onnodig kosten, om achteraf of na 2030 opnieuw te moeten verduurzamen.”

Tekst: Bart van Ratingen

Lees ook: Nieuw pakket van maatregelen voor verduurzamen gebouwen en 'Renoveren is een win-winsituatie'

Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven