Stan Gielen: 'Onderzoek en onderwijs op de campus: broedplaats voor talent en ondernemerschap.'

Stan Gielen: 'Onderzoek en onderwijs op de campus: broedplaats voor talent en ondernemerschap.'

Onderzoek en onderwijs op de campus vormen een broedplaats voor talent en ondernemerschap. Dat vindt NWO-voorzitter Stan Gielen, die op 8 december een keysessie geeft tijdens het online event ‘Co-creatie op de Campus’.

Onderzoek en onderwijs op de campus vormen een broedplaats voor talent en ondernemerschap, waarbij fundamenteel en toegepast onderzoek met elkaar vervlochten zijn. De tegenstelling tussen fundamentele wetenschap en toepassingen in het bedrijfsleven is daarbij een non-issue. Dat vindt Stan Gielen, voorzitter van de NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Hij verzorgt op 8 december een keysessie tijdens het online event ‘Co-creatie op de Campus’.

Stan Gielen begon in 1988 in Nijmegen als hoogleraar biofysica aan de Radboud Universiteit en hield zich daar bezig met informatievoorziening in het brein en het toepassen van nieuw verkregen inzichten in kunstmatige intelligentie. Hij richtte er ook een grote onderzoeksgroep voor op. Later startte hij een landelijk initiatief, de Stichting Neuraal Netwerken, waarbij hij ook onderzoek deed samen met bedrijven. In 2010 werd Gielen decaan van de bètafaculteit van de Radboud Universiteit. Dat deed hij totdat hij eind 2016 voorzitter werd van de NWO.

Non-issue

Gielen vindt de tegenstelling, die vaak geponeerd wordt tussen fundamentele wetenschap en toepassingen in en met het bedrijfsleven, een non-issue: “Sommige mensen maken zich druk om fundamenteel onderzoek en vinden dat daarvoor te weinig middelen beschikbaar worden gesteld. Dat is op zich terecht want er zijn in Nederland te weinig middelen voor onderzoek beschikbaar: 2.16% BNP, waar andere landen op 2.5% of 3% zitten. Zij vragen zich ook af of samenwerking met het bedrijfsleven wel tot wetenschappelijke doorbraken leidt. Ik vind het echter een non-issue; fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek kunnen niet zonder elkaar. Je moet fundamenteel onderzoek doen om nieuwe wegen te bewandelen, nieuwe kennis te vergaren en om daarmee een vooraanstaande positie in een bepaald onderzoeksveld te creëren. Dat maakt je vervolgens interessant voor het bedrijfsleven. Zeker omdat het tegenwoordig eenvoudig is voor bedrijven om wereldwijd de persoon te vinden die over de meest geavanceerde expertise beschikt over een bepaald onderwerp en daar mee samen te werken. Daar komt bij dat samenwerking met het bedrijfsleven je als wetenschapper de mogelijkheid biedt om de resultaten in de praktijk te toetsen. Zelf heb ik regelmatig meegemaakt dat ik op die manier vruchtbare ideeën kon toetsen, maar ook dat die praktijktoetsing leidde tot nieuwe fundamentele wetenschappelijke vragen. Toepassing zonder hoogwaardig fundamenteel onderzoek is ondenkbaar, maar fundamenteel onderzoek zonder toepassing valt niet uit te leggen aan de belastingbetaler. Het onderzoek wordt namelijk gedaan omdat het belangrijk is voor de Nederlandse samenleving.”

Onderzoek en onderwijs

Gielen maakt vervolgens de koppeling tussen onderzoek en onderwijs. Onderzoek en onderwijs op hoog niveau horen op een campus nauw met elkaar verweven te zijn. Samen maken zij de campus aantrekkelijk voor talent. “Ik ken onderzoekers die als hoogste ambitie hadden om directeur te worden van het Max Planck Instituut, dat zich puur met onderzoek bezighoudt. Ze merkten echter dat de koppeling tussen onderzoek en onderwijs belangrijk is, om verschillende redenen en dat mis je op een onderzoeksinstituut, zoals een Max-Planck instituut. Zelf vind ik dat onderwijs geven de beste toets is om te weten of je het zelf goed begrepen hebt. Een andere reden is dat je met onderwijs als onderzoeker toegang hebt tot nieuw talent. Je bent zichtbaar op de campus en trekt studenten aan die bij jouw afdeling onderzoek willen doen. En dat is weer interessant voor het bedrijfsleven. Als het bedrijfsleven samenwerkt met een universiteit, krijgen ze een kijkje op je afdeling en kunnen ze talenten spotten. Studenten op hun beurt doen contacten op voor banen na hun afstuderen. Ik zie kortom alleen maar voordelen.”

Investeren in R&D

Gielen verwacht dat in de toekomst de synergie en de ecosystemen van onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven alleen maar belangrijker gaan worden. Toch ziet hij dat nog lang niet iedereen dit standpunt deelt. “Dat komt voor een deel omdat Nederland relatief weinig besteedt aan research en development. Momenteel besteedt Nederland 2,16 procent van het BNP aan onderzoek en innovatie. Daarbij zijn de publieke en private investeringen bij elkaar opgeteld. Nederland roept al jaren dat het de ambitie heeft om het percentage naar 2,5 te verhogen en de Europese Commissie heeft die doelstelling zelfs verhoogd naar 3 procent. Duitsland zit op 3% en wil naar 3.5%. De bottomline is kortom: Nederland geeft te weinig geld uit aan R&D.”

Wetenschap moet met één stem spreken

Dat de lobby voor verhoging maar moeizaam van de grond komt, komt volgens Gielen ook omdat er niet eendrachtig naar buiten getreden wordt: “Vaak wordt slechts één aspect benadrukt: de een pleit voor meer geld voor fundamenteel onderzoek, de ander wil geld voor ongebonden onderzoek en weer een ander vindt dat er te weinig middelen zijn voor publiek-private samenwerking. Ze hebben allemaal gelijk, maar door die verdeeldheid ontstaat bij de politiek en de buitenwereld het beeld dat de wetenschap het zelf intern niet eens is.” De wetenschap moet zich dat aantrekken, vindt Gielen: “We mogen intern best heftig met elkaar in discussie gaan, maar naar buiten moeten we met één stem spreken.” Maar ook de overheid heeft hier een rol: “De politiek roept al jaren dat er meer geld naar R&D moet, maar de facto gebeurt er weinig. Daarom ben ik wel blij met de moties, die recent zijn aangenomen in de Tweede Kamer, en die het kabinet oproepen om met plannen te komen voor groei naar 3% BNP.”

China

Publieke investeringen zijn daarbij noodzakelijk, vindt Gielen. “De KNAW heeft recent mooie rapporten uitgebracht over de koppeling tussen publieke en private instellingen. Die laten zien dat publieke investeringen private investeringen uitlokken. Zelf vind ik China een fraai voorbeeld om het belang van fundamenteel onderzoek te illustreren. Tot tien jaar geleden kopieerde China op allerlei manieren de kennis uit het westen. Onder meer door kennis uit publicaties te gebruiken en wetenschappers uit het westen naar China te halen. In het Westen bestond er (terecht!) boosheid omdat China lange tijd kennis uit het westen kopieerde en werd er met een zekere minachting naar China gekeken. Inmiddels is dat veranderd: met de groei van de economie ging China gigantisch investeren in fundamenteel onderzoek omdat ze op bepaalde gebieden echt koploper willen zijn. Met als gevolg dat we nu bang zijn voor China. Een mooi voorbeeld is de Huawei-affaire waarbij China op het gebied van 5G een geweldige voorsprong heeft. Het laat goed zien dat investeren in fundamenteel onderzoek uitbetaalt. Economisch en zelfs in machtspolitiek.”

Coronacrisis

Gielen ziet dat de coronacrisis een geweldige impact heeft gehad op het bedrijfsleven. “Bepaalde sectoren spinnen er duidelijk garen bij. De ICT-sector heeft niet voor niets juist in deze periode enorm geïnvesteerd en kijk eens hoe hard de NASDAQ gestegen is. Tegelijkertijd zijn er andere sectoren die het heel moeilijk hebben. Binnen deNWO hebben we speciale programma’s voor publiek-private samenwerking. We merken dat bedrijven daar nu terughoudend zijn om met kennisinstellingen afspraken te maken over gezamenlijke investeringen in de toekomst. En dat komt voor een belangrijk deel omdat die bedrijven nu cashflowproblemen hebben.”

Ecosysteem

Gielen benadrukt dat de terughoudendheid niet komt omdat het bedrijfsleven niet meer in de samenwerking met kennisinstellingen gelooft. “Daarbij wil ik het graag nog breder trekken dan de campus alleen. Neem bijvoorbeeld Eindhoven. Daar heb je niet alleen de High Tech Campus van de TU Eindhoven, maar is er een heel ecosysteem ontstaan waarbij de universiteit samenwerkt met de hogeschool en met grote en kleine bedrijven. En waarbij je ziet dat grote bedrijven als strategie hebben om specialistische onderdelen te delegeren aan kleinere toeleveringsbedrijven.  Het ecosysteem is daardoor enerzijds heel flexibel en anderzijds erg robuust. Als je als kennisinstelling één hoogleraar hebt met specifieke kennis, waarvan de rest afhankelijk is, ben je heel kwetsbaar. Zo’n hoogleraar is weg te kopen; een ecosysteem daarentegen is veel minder kwetsbaar voor overname. Omdat het een combinatie is van specialistische kennis, fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en bedrijven die de kennis benutten en terugkoppelen naar de universiteit. Zo’n ecosysteem kan bovendien door de combinatie van onderzoek en onderwijs flexibel inspelen op nieuwe ontwikkelingen. En is als ecosysteem ook aantrekkelijk voor nieuw talent.”

Toekomst

Nederland heeft internationaal een goede reputatie wat betreft kennisinstellingen, zowel als het gaat om universiteiten als om hoger beroepsonderwijs. Daarmee is Nederland aantrekkelijk voor buitenlandse partijen. Gielen verwacht dat de instroom van buitenlandse studenten de komende periode nog groter zou kunnen worden door de brexit, omdat studeren in Engeland daar lastiger wordt.

Vervolgens gaat Gielen nogmaals in op het belang van investeren in R&D. “Nederland heeft een relatief kleine maakindustrie en aangezien de maakindustrie een belangrijke private investeerder is in R&D in het buitenland, verklaart dit voor een deel de relatief lage investeringen in R&D in Nederland. Maar ook voor de dienstensector, die in Nederland relatief groot is, wordt investeren in R&D meer en meer belangrijk. “Een mooi voorbeeld is het Nationaal Plan Artificial Intelligence. Bedrijven investeren in AI en de ICT-infrastructuur, omdat dat voor hun toekomst en globale positie belangrijk is. Neem de banken, maar ook bijvoorbeeld Albert Heijn of de KLM.” De ontwikkelingen maken Gielen voorzichtig optimistisch over de investeringsbereidheid de komende jaren. “Ik verwacht over twee jaar, wanneer de economie weer op gang is gekomen, dat er weer meer private investeringen komen, waarmee de omvang van publiek-private investeringen weer gaat groeien. En daarmee ook de campusgedachte en de ecosystemen.” Ook de politiek biedt positieve aanknopingspunten, zegt Gielen: “Onlangs heeft de Kamer een motie aangenomen, waarin het kabinet gevraagd wordt om samen met de Kenniscoalitie – de VSNU, de Vereniging Hogescholen, TO2, VNO-NCW, MKB Nederland, NWO en de KNAW – een plan te maken om naar de 3 procent R&D van het BNP te groeien. Binnenkort zullen wij als Kenniscoalitie dat plan presenteren en daarin zullen ecosystemen van samenwerkende partijen een belangrijke rol spelen.”

Daarvoor is het echter wel nodig, vindt Gielen, dat niet alleen wetenschappers, maar ook de universiteiten gezamenlijk naar buiten gaan treden. “Uiteindelijk moeten we met één stem spreken om te laten zien wat er nodig is om Nederland er weer bovenop te helpen.”

Gielen gelooft er daarbij steeds meer in dat kennis gebundeld moet worden in de hele kennisketen. “Dan heb ik het over het wetenschappelijk onderzoek, het toegepast onderzoek en het praktijkgericht onderzoek en over grote en kleine bedrijven. In die bundeling zie ik wel een nadrukkelijke rol voor de campus. Waarbij ik kijk naar campus in de meest brede zin. Dus niet sec de campus van een universiteit, maar meer de campus die ontstaat als ecosysteem rond belangrijke spelers.”

Inschrijven voor het online event ‘Co-creatie op de campus’ van Campus Day op 8 december kan hier.

Fotocredit: NWO - Sjoerd van der Hucht.

Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven